Machtsproblematiek in de culturele sector

In het Van Gogh Museum worden kritische jongeren tijdens het programma ‘Verkeerd Verbonden’ uitgedaagd om te reflecteren op de tentoonstelling Gauguin en Laval op Martinique.  Foto: Randy Da-Costa

Eind november verzorgde ik samen met Clayde Menso en Nathalie Hartjes de workshop ‘diversiteit in kunst- en cultuurorganisaties’. In het Vlaams cultuur- en debathuis De Buren in Brussel hadden ruim 30 medewerkers uit de culturele sector zich opgegeven voor het programma, variërend van de Artistiek Directeur bij Theater Aan Zee tot aan de manager Audience Engagement bij Bozar.

In een intieme setting gingen we met het publiek in gesprek over managementvraagstukken in het bewerkstelligen van diversiteit. Tijdens het panelgesprek vlogen de termen: etnische minderheden, allochtonen, blanken, kleurlingen en buitenlanders door de zaal heen. Er heerste een gespannen sfeer, maar aan de milde reacties van het publiek kon ik aflezen dat deze termen niet op een vijandige manier werden gebruikt, maar eerder uit gebrek aan alternatief. Echter blijven dit vrij polariserende termen om te gebruiken als je juist wil samenwerken en naar gelijkwaardigheid streeft.

Distantie
Maar het gebruik van deze termen laat wel de zekere distantie tussen het Nederlands- en Franstalige België zien. Voor zover ik heb begrepen van het aanwezige publiek wordt het debat voornamelijk getrokken door Nederlandstalig België. Hier ligt het crux van het probleem. Als je kijkt naar de samenstelling van Belgen met een migratieachtergrond, zijn zij vaak diegenen die Frans spreken. Dit maakt de situatie dus vrij problematisch als je je ook afvraagt of zij wel dezelfde toegang hebben tot de cultuursector. Hoewel het goed is dat dit debat wordt aangegaan, wordt op deze manier wel het wij-zij denken in stand gehouden. Terwijl het beter is om hen op het podium te vragen en een stem geven in het debat.

Witte adressenboekje
Misschien is deze conclusie vrij kort door de bocht voor iemand die slechts een enkele keer is blootgesteld aan de Belgische cultuursector. Maar deze machtsverhoudingen en manier van miscommunicatie is erg herkenbaar voor hoe het debat in Nederland wordt gevoerd. De bekende en voornamelijk witte geprivilegieerde sprekers leiden en kapen het inclusiviteitsdebat met dure programma’s en goede bedoelingen. Het is ontzettend positief dat steeds meer cultuurcollega’s zich willen inzetten voor gelijkwaardigheid, ik moedig dit zeker aan. Maar waarom wordt het podium steeds geboden aan mensen uit hetzelfde witte adressenboekje? Ik ken genoeg collega’s die een waardevolle bijdrage leveren aan inclusiviteit in de culturele sector, die wél affiniteit en kennis hebben over deze thema’s omdat zij tenslotte zelf een migratieachtergrond hebben en de sensitiviteit en skills dus met de paplepel ingegoten hebben gekregen. Als ik mijn vraag zelf zou moeten beantwoorden, zou ik het beargumenteren met het feit dat er gebrek is aan het delen van macht en middelen. Zolang de toplaag wit blijft kan je geen diversiteit en inclusiviteit bewerkstelligen, de blinde vlekken blijven op deze manier voortbestaan en de daarbij behorende stereotypering, betutteling en uitsluiting.

Verkeerd Verbonden
Laat ik de machtsproblematiek visualiseren met een Nederlands voorbeeld: het programma Verkeerd Verbonden van het Van Gogh Museum. Laaiend enthousiast was ik toen ik nog een kaartje kon scoren voor de avond over representatie. Het museum laat met dit programma zien dat ze openstaan voor kritiek en verandering. Samen met kritische jongeren mocht ik een avond reflecteren op de tentoonstelling Gauguin en Laval op Martinique. Kunstenaars die een romantiserend perspectief laten zien op de schoonheid van de natuur en vrouw op Martinique.

Negeren van alternatieve perspectieven
Maar eind negentiende-eeuw was op Martinique ook sprake van voortdurende uitbuiting op suikerplantages en raciale segregatie door Franse kolonisten. Cruciale informatie volgens de jongeren die avond. Informatie die een plek verdient in de tentoonstelling. De aanwezige conservator van het museum was het daar helaas niet mee eens en liet dat ook merken: “Wij zijn een kunstmuseum, dus ik vind niet dat wij een sociale rol moeten vervullen”. Met deze uitspraak wist de conservator het publiek woedend te krijgen. Want waren wij dan voorspek en bonen uitgenodigd? Was de diversiteit-checklist weer aangevinkt en kan het museum weer ongestoord verder met het negeren van alternatieve perspectieven?

Lange termijn
Het probleem is dat de stemmen wel worden gehoord, maar niet serieus worden genomen door medewerkers die uiteindelijk wél bepalen hoe de tentoonstelling inhoudelijk wordt vormgegeven. Daarbij blijft de status-quo trouw aan de eigen traditie terwijl ze mee doen aan een softe versie van diversiteitsbeleid. Zonder consequenties en zelfkritiek. De uitspraak van de conservator legt de pijnlijke waarheid van het machtsprobleem in de culturele sector bloot. Participatie en diversiteit is ‘leuk voor erbij’, maar wordt niet serieus genomen en doorgevoerd op lange termijn of in de organisatie. Erg pijnlijk lijkt me dit ook voor Martin van Engel, die samen met projectleider Ghanima Kowsoleea en een dijk van een denktank dit (3 x uitverkochte!) programmareeks in het Van Gogh Museum heeft neergezet.

Lieve museumcollega als je wil bijdragen aan diversiteit, durf dan ook echt het podium aan een ander te geven. Maak diversiteit een onderdeel van je museum DNA als je echt diversiteit wil bewerkstelligen, structureel en op lange termijn.

Dit artikel delen?:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *